Erkenning van vliegrassen heeft als doel deze rassen te kunnen showen op tentoonstellingen. Duiven worden gefokt naar een ideaalbeeld die de vlieg en karaktereigenschappen van onze vliegrassen vaak tekort doen Ik denk dan ook dat showduiven de ondergang zijn voor de vliegrassen op het moment dat ze erkend worden. Ik denk zelfs dat de erkenning van een vliegras geen enkele toegevoegde waarde heeft gehad in de geschiedenis van het houden van vliegduiven.
Degeneratie van showrassen
De geschiedenis leert ons dat zodra een vliegras erkenning heeft gekregen en aan een tentoonstelling mag meedoen. `De vliegeigenschappen van het erkende ras in het algemeen al snel zal gaan afnemen. Hiervoor zijn er honderden voorbeelden te vinden bij duiven maar ook bij andere dieren die gedomesticeerd zijn door de mens. Met een beetje geluk ontstaan er in 1 ras al gauw twee types het zogenaamde show of vliegtype mits er nog genoeg animo is om het betreffende vliegras te behouden vanwege hun vliegeigenschappen .
Vliegrassen en showrassen combineren
Vliegtype en showtype combineren in 1 dezelfde duif lijkt mij vrij zinloos. Waarom zou een showduif, vliegeigenschappen moeten hebben en een vliegtype aan het ideaal van een rasstandaard moeten voldoen. Natuurlijk zijn er initiatieven om toch show en werkeigenschappen te verenigen niet alleen bij duiven maar ook bij honden bijvoorbeeld. Vaak komt dit voort om het oude sentiment van een ras levend te houden voor de showfokker. Eigenschappen die vaak al lang niet meer bestaan binnen een showras omdat het simpelweg niet nodig is voor een showduif om aan vliegeigenschappen te voldoen.
Waarom erkenning niet werkt
De belangen van duivenliefhebbers voor showduiven en vliegduiven lopen te ver uiteen. De belangen van een showfokker zijn heel anders als van een liefhebber van vliegduiven en is niet eenvoudig verenigbaar. Omdat er altijd een voorkeur is voor show of vliegtype. Wat of aan het vliegtype of het showtype afbreuk doet. Daarnaast is het voor een potentieel nieuwe liefhebber verwarrend, hij schaft dan een showduif aan in de veronderstelling een vliegras gekocht te hebben. En zal al gauw teleurgesteld zijn en op zoek gaan naar een ander ras wat wel als vliegduif gehouden kan worden. Volgend argument is dat showtypes vroeg moeten kweken om op tijd klaar te zijn met de rui. Ook met late jongen kun je met een tentoonstelling niet mee doen. De eerste shows beginnen tenslotte al in Oktober. Een vliegduif is dan meestal nog niet klaar met de rui en heeft daardoor een oneerlijke achterstand op tentoonstellingen.
Beste in show en vliegkampioen tegelijk
Combineren van vlieg en show types is tot een bepaald niveau mogelijk maar vereist het bijhouden van een juiste administratie en de mogelijkheid om verschillende kweeklijnen op te kunnen zetten. Meeste liefhebbers zullen hier niet in slagen vanwege de ontbrekende kennis in genetica of ontbrekende ruimte die hiervoor nodig is. Daarnaast zal het niet voorkomen dat een duif zowel beste in show is als vliegkampioen.
Geen mening maar feiten
Mijn conclusie is dan ook dat je show en werk paarden niet moet willen verenigen. Omdat belangen te ver uiteen leggen en de ruimte en kennis vaak ontbreekt bij de meeste liefhebbers om show en werkdieren binnen 1 ras te kunnen verenigen. Waardoor het alleen voor een kleine selectieve groep liefhebbers in beperkte mate mogelijk is.
Daarnaast kan er bijna geen uniformiteit ontstaan binnen een ras en zul je altijd een verdeling zien tussen vliegtypes en showtypes. Niet alleen bij duiven maar ook bij honden zie je dit. Neem bijvoorbeeld een Engelse Springer Spaniel. De beste werkhond is zeker niet de beste op een tentoonstelling andersom evenmin. Kijk naar de Duitse herdershond, duidelijk verschil tussen het werktype en showtype waarvan het showtype vaak last heeft van allerlei genetische afwijkingen. Om het bij duiven te houden, kijk naar de Nederlandse Valenciano kroppers. Ooit heel populair als tilduif maar een ras wat je niet vaak meer op een haagse til ziet.
Dus vliegduiven ter erkenning aanbieden om aan shows mee te doen. Niet doen is mijn mening. Wat is jouw mening?
waarom willen de liefhebbers het dan nog steeds en zo graag ook nog , elk nieuw ras opnieuw moet “verbeterd” worden , zijn ze niet goed genoeg zo ?
wel achteraf huilebalken als ze “het” niet meer willen doen .
als voorbeeld één van de laatste vragen die mij gesteld werd ; hoe kweek ik een “plaat” op een Balear ? waarom zou je dat willen ?
De manier van schrijven stamt mijns inziens uit een tijd van of/of-denken. Jitske Kramer (2011) schrijft hierover het volgende: “In wezen is of/of-denken een luie manier van denken. We hoeven dan immers geen rekening te houden met allerlei mogelijke nuances en verschillende zienswijzen op dezelfde realiteit. Het voordeel is dat we tempo kunnen maken in besluitvorming en houvast hebben in ons denken en handelen. Wanneer we echter de potentiële kracht van diversiteit willen benutten (creativiteit, innovatie), werpt deze rechtlijnige manier van kijken vooral blokkades op.”
Ik denk liever in en/en… In het artikel wordt uitgegaan van vliegrassen. Om van een ras te kunnen spreken, moet je ook de bijbehorende raseigenschappen kunnen benoemen (type, kleurtekening, vliegstijl, etc.). Helaas verdwijnen veel vliegduivenrassen, omdat er veel kruisingen door ‘vliegduivenliefhebbers’ plaatsvinden. Een standaard voor deze rassen geeft een leidraad. Bovendien zijn vliegkwaliteiten deels afhankelijk van raseigenschappen. Doordat raseigenschappen vaak onderbelicht blijven bij vliegliefhbbers, gaan veel mooie vliegrassen verloren en moeten we stilaan spreken van soorten vliegduiven in plaats van vliegduivenrassen (hoogvliegers, rollers, etc.).
De Gelderse slenk is typisch een voorbeeld van een ras waarbij een standaard de vliegkwaliteiten positief heeft beïnvloed. Rond 2008 werd dit ras populair, maar de dieren leken op basis van oude bronnen in de verste verte niet op een Gelderse slenk. De vliegstijl was bedroevend, enkel wat klappen met de vleugels. Het zo karakteristieke ‘zwemmen, zeilen en drijven’ van de slenk ontbrak. Door de raskenmerken te verzamelen, te beschrijven en te verwerken in een standaard kunnen we vandaag de dag weer spreken van een echt ras met de bijbehorende karakteristieke vliegeigenschappen. Het ‘zwemmen, zeilen en drijven’ vraagt om een dier met soepele en achterwaarts gedragen hals een juiste lengte/breedte-verhouding. Dankzij de standaard (2010) vliegt de Gelderse slenk als nooit tevoren!